Bij wijze van pot chrysanten…
Eén en twee november staan al sinds mensenheugenis in het teken van de doden. In die dagen baden kerkhoven in een zee van bloemen. Oprechte, uit diep gemis en commerciële, omdat het nu eenmaal zo hoort… Ook op reis gaan mijn gedachten uit naar mijn dierbaren, vader, zus, verre en dichte familieleden, vrienden, … Bij wijze van pot chrysanten schrijf ik jullie maar eens. Een dagboekverslag dat wonderwel aanleunt bij het thema.
Ik haspel de laatste ‘Chinese’ kilometers af. Nu ja, afhaspelen… Het uiterste zuiden van China is niet bepaald vlak te noemen, maar daar maal ik niet om. Ik hou van het gebergte, de ongekende hoogtes en onverwachte laagtes. Achter elke bocht schuilt een ander landschap, een andere prentkaart. Ik fiets heuvel op, heuvel af, bergdorp in, bergdorp uit. Hier speelt landbouw een cruciale rol. Overal zie je kleine omgeploegde akkertjes. Het werk van noeste handarbeid. Hoog doorgedreven teeltmanipulatie valt hier nergens te bespeuren. Tradities houden generatie na generatie stand, niet alleen in de landbouw, ook in het dagdagelijkse leven…
Wanneer ik een zoveelste bocht opdraai, zie ik langs de kant van de weg een grote groep mensen. Ze zijn getooid met een witte haarband en wandelen in cirkels. Voorop loopt een hoogbejaarde man met wimpel. Zijn wankele tred wordt ondersteund door belgerinkel en prevelend gezang. Voor ik het goed en wel besef, ben ik getuige van een begrafenisceremonie. Centraal staat een zwart-rood geschilderde houten lijkkist. Er bovenop zit een vastgebonden, forse kip. Ondertussen zijn zowat alle ogen op mij gericht. Omstaanders schudden mij de hand en keuren mijn fiets en trailer alsof ik van een andere planeet kom. Wat onwennig en schuchter haal ik mijn filmcamera boven. Iemand steekt bemoedigend zijn duim in de lucht. Met een laatste gebed en een kniebuiging wordt de ceremonie afgesloten. Voetzoekers knallen de serene rust uiteen. Ondersteund door acht mannelijke schouders wordt de kist weggedragen. Ik volg hun voetspoor, de menigte blijft achter.
Het asfalt verandert in een stoffige aardeweg en kronkelt zich doorheen de heuvels. Ik moet noodgedwongen mijn stalen ros achterlaten. Zweetdruppels parelen op mijn lijf. Ze verschroeien onder de loodzware zon. Na een voettocht van een half uur is de laatste rustplaats bereikt. Enkele mannen zijn er reeds in de weer. Achter een gebeiteld grafzerk hebben ze de aarde afgegraven, een lijkkist groot. Met verwondering zie ik hoe ze rond de kist een graftombe metselen. Stenen en mortel worden aangevoerd, precisiewerk met eenvoudige middelen. Sigaretten worden in overvloed uitgedeeld. Ze lijken wel in steraanbieding. De kip is al een tijdje uit zijn benarde positie bevrijd en huppelt nu zenuwachtig in de graftombe. In zeer gebrekkig Engels word ik aangesproken door een jong meisje. Of ik mee wil gaan naar huis waar haar familie de rouwmaaltijd klaarmaakt. Vijf minuten later neem ik vooraan plaats in de wagen, de kip op de achterbank.
Op de oprijlaan van het grote huis staan gigantische kookpotten te pruttelen op een geïmproviseerde bakstenen barbecue. Op de binnenkoer zitten vrouwen groenten te versnijden. Ze staken hun werkzaamheden en staren me eindeloos aan. Ik voel me wat onwennig in mijn koesbroekske… Ik word voorgesteld aan de weduwe, een bejaarde kranige vrouw van om en bij de zeventig. Woordloos schud ik haar de hand. Haar waterogen spreken boekdelen. Via de mobile telefoon met vertaal app vraagt het meisje of ik de gemaakte filmpjes op haar pc wil plaatsen. Ik voel me gelukkig dat ik iets kan terugdoen. Een uur later vertrekken we terug naar de heuveltop. Ik opnieuw voorin, de inmiddels gekookte kip op de achterbank.
De graftombe is in volle ontwikkeling. De lijkkist is ingesmeerd met een laag cement, rondom rond krijgt een stenen omwalling gestalte. Even verderop wordt een klein altaartje in gereedheid gebracht. Allerlei voedsel wordt aangevoerd, van bananen tot koekjes, van vlees tot eieren. Geurende rook afkomstig van wierookstokjes vermengt zich met gebeden. De vertaal app van de mobile telefoon leert me dat ik getuige ben van een taoïstische begrafenis. Papieren strookjes worden verbrand. Het staat synoniem voor dodengeld opdat de overledene het in het hiernamaals zou kunnen gebruiken. Ook papieren bootjes gaan in vlammen op. Tijdens de verbranding prevelt een vrouwelijke taoïstische priesteres gebeden. Ondertussen wordt er noestig verder gebouwd. De ceremonie wordt afgesloten met een processie. Familieleden lopen met wierookstokjes cirkels rond het graf, terwijl ze een handvol aarde in de graftombe gooien. We keren terug naar het huis. Ik opnieuw voorin, de wat belabberd uitziende, gekookte kip op de achterbank.
De stenen barbecue smeult nog na. De gigantische kookpotten staan her en der verdeeld over de binnenkoer. Overal zitten grote groepen mensen op kleine krukjes te eten. De lage tafeltjes puilen uit van het eten. Terwijl ik een centrale plaats krijg toegewezen, verdringen aanwezigen zich rondom mij. Tientallen gsm’s flitsen op. Het meisje excuseert zich. Via de vertaal app lees ik dat velen dorpsbewoners nog nooit een reiziger hebben gezien. En dan nog één in koersbroekske… Het eten is overvloedig, de smaken variabel. Ik speel op zeker. Behoedzaam bedien ik mij, hopend dat mijn smaakpapillen niet door het dolle heendraaien. Meer en meer mensen schuiven bij mijn tafel aan. Eenieder wil met mij op de foto, ook de jongste zus van het meisje met de mobile telefoon met vertaal app. Met haar lang sluik haar ziet ze er best knap uit. De vertaal app wordt steeds intiemer. Getrouwd? Leeftijd? Kinderen? Overnachten? Ik voel nattigheid… Tijd om op te stappen. Of hoe een begrafenis bijna uitmondde in een huwelijk…