Taxi’s vereenzelvigen we heel vaak met landen. Denken we maar aan de Hackney of de Black Cab die in Londen is uitgegroeid tot een waar icoon. De gitzwarte, iconische bolhoeden mogen dan wel steeds vaker getooid zijn met uitbundige reclame-uitingen, ze blijven een herkenbaar beeld in het straatbeeld dankzij hun opvallende bolhoed-achtige vorm. Ook de gele taxi’s in New York zijn bijna een stuk werelderfgoed geworden. Met hun knalgele kleur zie je de yellow cabs reeds van een kilometer afstand naderen.
De taxi’s in de Aziatische landen zien er iets exotischer uit en zijn omgedoopt tot tuk-tuks. De naam verwijst naar het geluid van de tweetakmoter die gebruikt wordt voor de aandrijving. Doorheen de jaren zijn er meer en meer varianten opgedoken, maar de drie wielen (twee achteraan en één vooraan) blijven een constante. Een tuk-tuk kan je nog het best associëren met de riksja’s, maar dan in gemotoriseerde versie. Omwille van het regenseizoen zijn de zitplaatsen voor de passagiers overdekt. Op toeristische plaatsen staan de tuk-tuks rijen dik. De concurrentie is dan ook moordend, maar dat schrikt de chauffeurs er niet van af om hun prooien in het zak te zetten. Zonder schroom vragen ze een veelvoud van wat een gewoon ritje kost. Afdingen is hier de boodschap. Opdringerigheid is de Laotianen vreemd. Verbaal geweld is hier onbestaande. Wanneer je voorbij een gemotoriseerde riksja wandelt, hoor je op vragende, maar beleefde toon ‘tuk-tuk?’. Daarbij toveren ze de meest uitnodigende glimlach. Alleen al voor de glimlach zou je er een tweede maal langslopen.