De eerste etappe op weg naar de grens met Noord Thailand.
De wereld is zo groot en de te ontdekken landen zo verscheiden, dat ik het afleggen van eenzelfde weg (ook al is het dan in omgekeerde richting) probeer te vermijden. Myanmar, het land dat de laatste jaren zijn deuren opende naar de buitenwereld, maakt dit haast onmogelijk. Heel wat gebieden waar voornamelijk etnische minderheden wonen, behoren tot de zogenaamde ‘restricted areas’ en zijn ontoegankelijk voor buitenlanders. Maar waar een wil is, is een weg… Althans dat dacht ik…
Ik ben slechts op een slordige 600 km van Tashilek verwijderd, vlakbij de grens met Noord Thailand. De weg loopt over enkele serieuze bergpassen, maar daar maal ik niet om. In ruil voor de inspanningen krijg je vergezichten die nauwelijks te digitaliseren vallen. Daarenboven levert de grensovergang me meteen toegang tot het meest noordelijk gebied van Thailand, wat in toeristisch opzicht aardig wat te bieden heeft. Alleen moet ik op één of andere manier de migratiedienst aan mijn kant krijgen. Geen evidentie in een land waar de hiërarchie alomtegenwoordig is en het volgen van strikte regels heiliger is dan heilig.
Daar ik in vier dagen de grensovergang wil bereiken, heb ik voor één keer de route serieus onder de loep genomen. Ik ken perfect alle hoogtemeters, wanneer de weg de hoogte in schiet en wanneer de welverdiende afdaling volgt. Het beloven vier pittige fietsdagen te worden… Even voorbij de stad Taunggyi valt mijn oog op een geel verkeersbord. In zwarte letters staat duidelijk te lezen: ‘Show passport’. Ik steek een tandje bij, want in de onmiddellijke omgeving moet het migratiekantoor ergens gevestigd zijn. Nauwelijks twee kilometer verder word ik ingehaald door twee mannen op een bromfiets. Ze dwingen mij om te stoppen. Lap, daar heb je ze al, de migratieagenten. De twee mannen in burger maken me duidelijk dat verder fietsen onmogelijk is en ik rechtsomkeer moet maken. Ik geef me niet zomaar gewonnen en probeer hen duidelijk te maken dat er voor mij geen andere optie is. Ik stuit op een muur van onbegrip. Omdat ik duidelijk aanvoel dat ik het pleit zal verliezen, kies ik het uitgelezen moment om verder te fietsen. Als een pijl schiet ik voorbij en laat hen verbouwereerd achter. Mijn démarrage werpt zijn vruchten af, want mijn achtervolgers staken de strijd. Hetzelfde scenario herhaalt zich, tien kilometer verderop. Ook deze keer laat ik mijn concurrenten moeiteloos achter mij.
De rest van de weg geniet ik met volle teugen van het bergachtig landschap. De hellingsgraden schommelen tussen 5 à 10%, maar het lukt me wonderwel om een goed ritme aan te houden. Ondanks het feit dat dit de enige toegangsweg is naar de grens met Thailand valt de verkeersdrukte nog mee. Wat me wel opvalt, is de buitengewone interesse van de bewoners waar ik heen fiets. Eveneens merk ik dat vele locals nogal vreemd opkijken als ze me voorbij zien fietsen. Het is duidelijk dat deze zone zelden of nooit wordt gefrequenteerd door toeristen en nog minder door een wereldfietser.
Tegen valavond bereik ik het stadje Nam Sung. De bestemming die ik halen moest, wil ik op schema blijven voor de volgende dagen. Ik vind vrij snel een onderkomen en moe maar voldaan, kruip ik vroeg onder de wol. De eerste etappe zit erop. Nog drie te gaan…