Ik voel me terug helemaal de oude, meer nog, het kriebelt om opnieuw op pad te gaan. Omdat ik me heb voorgenomen om de komende weken de Suntrip-race op een laag pitje te zetten, besluit ik om een excursie in te lassen. Ik heb mijn oog laten vallen op het stadje Moynaq, een goeie 100 kilometer van mijn locatie Kungrad. Deze stad lag vroeger aan het Aralmeer en kende dankzij de visvangst en de haven een bloeiende viseconomie. De aanvoer van vis was zo groot, dat men zelfs een conservenfabriek bouwde. Wat er anno 2018 nog van overblijft is pure nostalgie.
De teloorgang werd ingezet door de Russen die tot in 1991 de plak zwaaiden in de post-Sovjetstaat Oezbekistan. In hun drang om van de Sovjet-Unie de grootste katoenproducent ter wereld te maken, werd er gezocht naar een manier om de onvruchtbare woestijn in Oezbekistan om te toveren tot landbouwgrond. Het Aralmeer, de levensader van de woestijn, bleek het ei van Colombus te zijn. De zijtakken van het Aralmeer werden omgeleid naar de katoenplantages en zorgde voor de nodige meeropbrengst. Tussen 1965 en 1985 waren alleen al in Moynaq maar liefst 30.000 mensen actief in de visverwerkende industrie. Maar de pret was van korte duur, want de massale irrigatie zorgde ervoor dat het Aralmeer opdroogde. De klimaatsverandering werkte het proces nog in de hand.
Mijn eerste indruk van Moynaq is er één van optimisme. Aan het centrale plein zijn grootse bouwwerkzaamheden bezig en ook de hoofdweg is pas heraangelegd. De stad doet er alles aan om zijn imago van verloedering en teloorgang op te poetsen. Ook het voetbalveld heeft onlangs een grondige opknapbeurt gehad. Op het einde van de hoofdstraat nodigt een spiksplinternieuw restaurant de vermoeide reizigers uit om op adem te komen. Moynaq gelooft terug in de toekomst en maakt zich klaar om de toeristen massaal te verwelkomen. Of toeristen lang blijven rondhangen in Moynaq is nog maar de vraag. Moynaq telt namelijk maar één toeristenattractie: het scheepskerkhof. De aanblik is bevreemdend en onthutsend. Tien roestende scheepswrakken liggen er onwezenlijk te midden van een grote zandbak. De rompen zijn beklad met namen en initialen van verliefde koppels. Graffiti voor de eeuwigheid. Achter de boten reikt tot aan de horizon alleen zand. Op de parkeerplaats staan enkele informatieborden. Satellietfoto’s tonen hoe het op vier-na-grootste binnenmeer ter wereld jaar na jaar meer en meer kromp. Toch vreemd hoe het menselijk ingrijpen de natuur zo kan aantasten. Men probeert inmiddels de schade te herstellen, maar aan de Oezbeekse kant is alle hoop verdwenen. Of de toeristen ook nog in de toekomst zullen afzakken naar Moynaq is nog maar de vraag. Volgens de uitbater van het spiksplinternieuwe restaurant heeft een Duitse rederij de scheepswrakken opgekocht om die te recycleren. Als dat klopt dan verdwijnt Moynaq binnen onafzienbare tijd van de toeristische kaart. In Moynaq is niets meer wat het was.