12/08/014: Eind goed,

al goed…

Dat een reis vaak op een andere manier verloopt dan gepland, heb ik de voorbije maanden al vaker ondervonden. Technische problemen en politieke grensconflicten dwingen je soms om plan B boven te halen. In de eerste fase word je aanvankelijk overmand door gevoelens van ergernis. Verandering kost nu eenmaal tijd, ook in de acceptatieperiode. Als reiziger poog ik steeds om vooral de voordelen van de koerswijziging te laten bovendrijven. Elke situatie heeft nu eenmaal twee zijden. Alhoewel…

Vroeg in de ochtend zet ik -na mijn ‘gedwongen’ overnachting in de tuin van het politiekantoor van Gali- koers naar de grensovergang met Georgië. Bij aankomst staan reeds een handvol mensen geduldig aan te schuiven. Toeristen vallen er niet te bespeuren. Een dik half uur later is de menigte al aardig aangedikt. Mijn logge fiets met zware bepakking verspert, tot groot ongenoegen van de aanzwellende groep wachtenden, de volledige doorgang. Uiteindelijk word ik via een zijuitgang naar het grensloket geloodst. Met een routineuze blik bladert de douanebeambte doorheen mijn internationaal paspoort. Van voor naar achter en omgekeerd. De diepe frons boven zijn wenkbrauwen voorspelt weinig goeds. Hoofdschuddend en met een kordate blik geeft hij mijn paspoort terug. Een Russische militair die wat Engels spreekt wordt er bij gehaald. Mijn visum voor Abkhazia blijkt niet in orde en dus mag ik het Georgisch territorium niet meer binnen. Ik snap er niks van. Ook wanneer ik het bewijs van betaling van het visum ostentatief overhandig, stuit ik op een muur van verzet. Op een bepaald ogenblik zwaait de douanebeambte met een groen vignet waarop de zichtbare vlag van Abkhazia prijkt. Ik val bijna uit de lucht bij het zien van het tastbare visum. Het Ministerie van Toerisme in Georgië had me duidelijk laten verstaan dat er geen stempel of visum in het paspoort werd geplaatst, precies omwille van de niet erkende onafhankelijkheid en aldus de onwettigheid ervan. Niet dus… Het Ministerie van Toerisme in de hoofdstad Sukhume levert wel degelijk een visum af, die je meteen ook een vrije doortocht terug naar Georgië garandeert. De Russische grenspolitie is onvermurwbaar en geeft geen krimp toe. Wil ik hier weg geraken dan zit er niks anders op dan helemaal terug te fietsen naar de hoofdstad, 105 km opnieuw landinwaarts. Heen en terug, minstens 210 km… De moed zakt me in de schoenen. Het is vrijdagochtend en het verlofweekend staat voor de deur.

Ik probeer mijn gedachten op een rijtje te zetten. Terugkeren per fiets is een onhaalbare kaart. Mijn laatste Roebels heb ik gisteren uitgegeven, dus openbaar vervoer of een taxi nemen is uitgesloten. Liften blijkt dan ook het enige valabele alternatief te zijn. Met handen en voeten leg ik mijn visumprobleem uit aan de plaatselijke bakker van het grensdorpje. Het kost wat moeite, maar uiteindelijk kan ik er mijn fiets en bagage veilig achterlaten. Exact over 3 uur en 15 minuten, om 12u30 om precies te zijn, sluit het visumbureau in de hoofdstad Sukhume zijn deuren. De klok loopt, de wedrace tegen de tijd gaat in…

Na exact drie liften en een sprint van een tweetal kilometer, hol ik om 12u10 totaal uitgeblust de inkomhal van het Ministerie van Toerisme binnen. Met horten en stoten probeer ik mijn benarde situatie uit te leggen. De bereidwilligheid aan medewerking staat haast diametraal tegenover de onverzettelijkheid van de Russische militairen eerder op de dag. Klokslag 12u30 sta ik opnieuw buiten, trillend op mijn benen, met het groene visumvignet stevig omklemt tussen duim en wijsvinger. Of hoe het onmogelijke in het heetst van de strijd toch nog mogelijk wordt…