Oorlog en toerisme staan inhoudelijk mijlenver van elkaar verwijderd, maar dat is buiten de waard gerekend van gewiekste touroperators. Al decennia lang is oorlogstoerisme een booming business waar geen einde aan lijkt te komen. Als Ieperling kan ik erover mee spreken. De kaap van een half miljoen bezoekers aan de Vredesstad Ieper zal dit jaar moeiteloos worden gehaald. De vele herdenkingsmomenten van de Eerste Wereldoorlog zullen dat hoge bezoekerscijfer aardig in de hand hebben gewerkt. Maar de correlatie tussen toerisme en oorlog is in Ieper al langer dan vandaag een feit. Velen stellen zich evenwel de vraag wat na 2018, eenmaal de belangstelling voor de herdenkingsperiode van de ‘Grootte Oorlog’ zal wegebben?
Of ze hier in Laos en meer bepaald in Phonsavan ook wakker liggen van een dalend aantal oorlogstoeristen is nog maar de vraag. Persoonlijk denk ik dat zolang er toeristen afzakken naar Laos, de interesse voor de oorlog zal blijven bestaan. Meer nog, in Laos doet men er alles aan om de hier ‘vergeten oorlog’ leven in te blazen. Neem nu bijvoorbeeld, ‘Spoon Villages’. In reisbrochures en reisgidsen staat een bezoek aan deze dorpen aangegeven als ‘must seen!’. De toeristische troefkaart heeft het (helaas) te danken aan de meer dan twee miljoen bommen die over Laos werden gedropt tijdens de Vietnamoorlog (1964-1973). Hoewel Laos officieel niet betrokken was bij de oorlog, ging het de geschiedenis in als het meest gebombardeerde land ter wereld. Men vermoed dat 30% van de zogenaamde clusterbommen niet explodeerden. De bevolking vond deze dan ook als Paaseieren in hun achtertuin. Voor de weinig fortuinlijke Laotianen werd het verzamelen van oorlogsmunitie een bron van inkomsten. Het metaal werd verhandeld of omgesmolten om er lepels, pannen en sieraden mee te maken. Met het openstellen van de grenzen voor toeristen, zagen de inwoners een nieuwe afzetmarkt.
Toen ik deze dorpjes vier jaar geleden (tijdens mijn vorige lange fietstocht doorheen Azië) opzocht, had ik al mijn twijfels over de ware afkomst van het metaal. Mijn vermoeden werd deze keer bevestigd door Neil Arnold, technisch operationeel manager van MAG (Mines Advisory Group). Neil staat aan het hoofd van één van de vele teams die al sinds de jaren 90 dagelijks op pad gaan om clusterbommen op te ruimen. De Spoon Villages zijn jaren geleden volledig explosievrij gemaakt. Alle munitie is er opgeruimd. Het metaal dat nu gesmolten wordt is gewoon afkomstig van een metaalhandelaar. Dat weerhoudt de dorpbewoners niet om hun smeltoventjes aan het werk te zetten, wanneer er terug een bus toeristen halt houdt. The show must go on, want oorlogtoerisme is nu eenmaal de nieuwe bron van inkomsten…