Loas, het oude Franse Indo-China, was lange tijd een geïsoleerd land, verscholen tussen buren waarmee wij Westerlingen iets meer vertrouwd zijn: Vietnam, Cambodja, Thailand, Birma en Zuid-China. Met het verdwijnen van de Russische steun na de glasnost zag Laos zich verplicht om in het begin van de jaren negentig hun grenzen te openen. Westerse hulp spoelde het land binnen: bruggen werden gebouwd en wegen aangelegd. Begin 2000 ontdekten ook rugzaktoeristen dit armste land in Zuidoost-Azië. Vooral het goedkope leven werkt als een magneet.
De Laotiaanse overheid wordt stilaan in snelheid gepakt, want de stroom aan (voornamelijk) backpackers is haast overrompelend te noemen. Dit heeft er voor gezorgd dat bepaalde tradities inmiddels een toeristische attractie zijn geworden. Het eeuwenoude ritueel van ‘buddhist alms giving’ is er zo één. Nog voor dag en dauw schuiven monniken blootsvoets en getooid in oranje gewaden door de straten van Luang Prabang. Aan de kant van de weg zitten knielende inwoners. Wanneer de eerste monniken naderen nemen de inwoners een handvol rijst uit hun mandje om het vervolgens aan de monniken aan te bieden. De monniken openen gedwee hun bedelnap en zetten hun ganzenpas verder. Geven en nemen staan hier centraal. Door hun daad verkrijgen de inwoners een positieve karma met de hoop op een betere reïncarnatie. De Boeddhistische levenswijze waait hier al decennia lang doorheen de straten.
De toeristenstroom heeft deze vrome interactie tussen inwoner en monnik omgevormd tot een spektakel waarbij de monniken de sterren zijn op de catwalk. Honderden fotocamera’s klikken af en geflits tekent zich kwetsbaar af tegen het ochtendgloren. Ook selfies nemen meer en meer de overhand, want ondertussen zijn het lang niet meer alleen de inwoners die zich barmhartig opstellen. Hele rijen toeristen nemen inmiddels ook deel aan de aalmoes ceremonie (zij weliswaar niet knielend, maar gezeten op gekleurde, plastieken kleuterstoeltjes). De bedelnap van de monnik kreunt onder zoveel voedsel. Heel wat rijst wordt onderweg teruggeworpen in grote plastieken tonnen. Op het einde van de lange rij toeristen, achter de hoek van een straat zitten kinderen met geopende, grote plastieken zakken. De monniken verdelen op hun beurt een deel van hun toegestopte rijst.
De cirkel is rond, denk ik. Nemen en geven… Barmhartigheid in zijn puurste vorm. Ook de plastiek zakken van de bedelaarstertsjes puilen uit. Wanneer de laatste monnik voorbij is gewandeld, gooien ze hun zak rijst als een knapzak over de schouder en rennen vervolgens een steegje in. Daar worden ze opgewacht door een man en een vrouw. De rijst vindt opnieuw zijn weg in tientallen mandjes. De buit wordt geteld en omgezet in klinkende munt. De vrouw diept haar geldbeugel op en geeft de kinderen enkele geldbriefjes. Even later is iedereen weg. De laatste restjes kleefrijst die op de vloer liggen, worden door een straathond opgepeuzeld.