‘La Dolce Vita’ de VangVieng
Backpackers hebben iets met Azië. Al jaren zwermen ze als bijen over dit continent uit. Of is de beeldspraak ‘als aasgieren’ hier beter op zijn plaats? Dat het gros van de backpackers in de eerste plaats goedkoop wil reizen, behoort haast tot de definitie van het backpacker zijn. Slapen, eten, vervoer, … Hoe goedkoper, hoe beter. Soms kan ik me niet van de indruk ontdoen dat het voor sommigen een sport lijkt te zijn. Steeds zoekend naar de goedkoopste deal, om vervolgens nog proberen af te dingen. Het toerisme heeft zich in die mate ook voor een stuk ontwikkeld. In de grote, toeristische steden kan je probleemloos een kamer delen met lotgenoten, waardoor je voor een habbekrats kan overnachten. Slaapzalen met 14, 16 bedden zijn al lang geen uitzondering meer. Mijn beperkt reisbudget noodzaakt me heel af en toe om te kiezen voor deze laatste formule. Niet van harte, want gegarandeerd hou je er een slapeloze nacht aan over. Backpackers komen in de eerste plaats naar Azië om zich te amuseren. Het leven is er goedkoop, het weer aangenaam warm, het bier extra gekoeld. Vooral dat laatste vloeit bij velen vlotjes naar binnen. Lallende drinkebroers die in het holst van de nacht een slaapzaal op stelten zetten, het is vaak meer regel dan uitzondering.
In Azië zijn er plaatsen die doorheen de jaren zijn uitgegroeid tot ‘shangri-la’s’ voor backpackers. VangVieng, ergens in the middle of nowhere tussen Luang Prabang en de hoofdstad Vientiane is zo’n plek. De aantrekkingskracht is niet zozeer zijn fantastische ligging tussen het karstgebergte of de vele sprookjesachtige grotten. Neen, men komt er om wat er te beleven valt: feesten en tuben. Of beter gezegd: te beleven viel.
VangVieng wist wat jonge backpackers nodig hadden: avontuur en drank. Het avontuur heette ‘tuben’, op een binnenband de rivier afdrijven. Om het avontuur een extra dimensie te geven werd de oever van de rivier omgetoverd tot één grote partytent. Je kon je van de ene bar naar de andere laten glijden. De alcohol vloeide overvloeidg mee met de stroming. Ook op een beetje drugs meer of minder werd niet omgezien. Op het menu stond een grote variëteit: van weed garlic bread tot weed chocolate cake, van magic mushroom shake tot happy pizza. Het feestje was top, de roes overweldigend. Maar de combinatie drank, drugs en tuben bleek niet zo’n perfect huwelijk te zijn. De cocktail resulteerde in halsbrekende toeren met soms de dood tot gevolg. Aanvankelijk kneep de Laotiaanse overheid een oogje dicht, tot het de spuigaten uitliep. De bars werden in augustus 2012 één voor één gesloten en de verkoop van drugs werd aan banden gelegd. VangVieng als partytown bij uitstek is definitief verleden tijd.
Het ziet er naar uit dat VangVieng zich opnieuw aan het uitvinden is. De stad blijft een backpackers-spirit uitstralen d.m.v. lounge bars en vegetarische restaurants. In de hoofdstraat leunen ze haast concurrentieel schouder aan schouder. Wie liever iets hartigs tussen de kiezen steekt, kan terecht bij de ontelbare teapot kraampjes. Jonge dames serveren er met de nodige flair een waaier aan pannenkoeken. Ik laat evenwel de drukte aan mij voorbijgaan en zoek de haast sacrale rust op in één van de vele grotten in de wijde omgeving. Hun ligging te midden van het karstlandschap geeft VangVieng een schilderachtig karakter. Een gevoel dat ook in de spelonkachtige grotten nooit ver weg is. De vele, immense stalactieten zijn een must voor het oog. In sommige grotten wordt hun betovering geaccentueerd doordat ze belicht worden door zonnelichtbundels. Mijn bezoek aan de Pha Pouak-grot wordt me evenwel bijna fataal. De glibberige rotsen bezorgen me een flinke uitschuiver. Ik hou er een pijnlijke knie en enkele brandende schaafwonden aan over. Had ik toch niet beter de backpacker uitgehangen en me laten tuben over de rivier?