golven weg…
Het wordt een zeldzaamheid, grensovergangen die nog aanvoelen als een grensovergang. De defacto scheidingslijn van Abkhazia, het gebied helemaal ten noorden van Georgië -dat zich in 1992 na een bloedige onafhankelijkheidsstrijd afscheurde- is er nog zo één. De setting is compleet: slagbomen, stoptekens, uitgelijnde markeringen, uitkijkposten, prikkeldraad, vervelende militairen, rijen wachtende mensen en geïmproviseerde, omgebouwde containers. Er zijn protagonisten en er zijn figuranten. Maar wat doet die verdwaalde reiziger op die veel te gekke fiets? “почему (waarom)?”, is dan ook zowat de eerste vraag die me gesteld wordt wanneer ik mijn internationaal paspoort en vrijgeleide brief doorheen de smalle gleuf schuif. “Omdat ik nu eenmaal een voorliefde heb voor aparte regio’s en landen…” Met mijn zeer gebrekkig Russisch geraak ik evenwel niet verder dan: “Abkhazia, хорошо (Abkhazia, goed)!” Met een blik vol minachting haalt de douanebeambte zijn schouders op. Terwijl hij me het adres overhandigt waar ik me moet laten registreren in de hoofdstad Sukhume, werpt hij een blik in de richting van mijn fiets. “велосипед (fiets)?”, vraagt hij met enig ongeloof. “да, да, Belgica – Abkhazia, велосипед… (ja, ja, België -Abkhazia, fiets) Alsof hij het hoort donderen in Keulen, schudt hij niets begrijpend zijn hoofd. давай! до свидания! (Ga maar! Tot ziens!) De grensovergang met bijhorende formaliteiten heeft nauwelijks veertig minuten in beslag genomen. Ik ben in Abkhazia…
Het eerste wat me opvalt is de ietwat opmerkelijke vlag die hier overal wappert. De horizontale groen-witte strepen worden onderbroken door een rood vlak in de linkerbovenhoek. Daarin prijkt een opgeheven witte hand, omgeven door zeven sterren als symbool van triomf. Een overwinning die evenwel aan vijventwintig duizend mensen het leven kostte. Die slachtoffers voor het vaderland worden hier echter met de nodige ‘grandeur’ herdacht. Langs de Sukhume Highway, de voornaamste hoofdweg, liggen talloze herdenkingsmonumenten en begraafplaatsen. Op de grafzerken vind ik steevast dezelfde jaartallen terug, 1992-1993. Het was in deze periode dat Abkhazia (gesteund door Rusland) in een onafhankelijkheidsstrijd verwikkeld geraakte met Georgië. Naast de vele doden, bracht de oorlog ook een gigantische vluchtelingenstroom op gang. Maar liefst 350.000 inwoners lieten huis en haard achter. Naast Georgiërs, zochten ook Armeniërs, Turken en Grieken veiliger oorden op.
De achtergelaten, verlaten woningen -vaak in totaal verwaarloosde staat- vormen dan ook de meest tastbare sporen van het oorlogsverleden. De confrontatie is hallucinant. Hele dorpen zijn hier uitgestorven. Het lijken wel spookdorpen. Of de vele Russische toeristen, die hier jaarlijks massaal neerstrijken, eenzelfde gevoel hebben, is zeer twijfelachtig. Voor hen is Abkhazia in de eerste plaats een geliefd vakantieoord. De ingrediënten (zee, zon, kiezelstrand en goedkoop vertier) staan immers haaks op het leed dat hier werd geleden. Eenmaal in horizontale houding en in strandplunje golven de herinneringen weg. Gelukkig is er nog die ene, zeldzame, maar opmerkzame reizende fietser…