De bezienswaardigheden die je bezoekt, worden in grote mate bepaald door de route die je neemt. Als fietser is dat eens te meer zo. Wanneer je deelneemt aan een soort wedstrijd -al spreken de organisatoren van The Suntrip race liever over een avontuur- dan worden ‘culturele’ uitstapjes eerder op de achtergrond geschoven. In het ganse Suntip-verhaal wringt net daar het schoentje. Voor deze derde editie legden de organisatoren de lat nog hoger en tilden ze de uitdaging tot een hoger niveau. Enerzijds door de af te leggen afstand behoorlijk langer te maken (12.000 km om exact te zijn) en anderzijds door een tijdslimiet te koppelen aan de wedstrijd (100 dagen). Precies deze twee elementen beperken het avontuurlijk vrijheidsgevoel die zo kenmerkend zijn voor fietsreizen. Het strikte reglement bepaalt mede dat zowat alle deelnemers dezelfde weg volgen. Eenieder weet dat de gedoodverfde favoriet, Raf Van Hulle, voor zijn vertrek elke af te leggen meter van de wedstrijd minutieus onder de loep heeft genomen. Alle mogelijke parameters die een mogelijke overwinning in de weg kunnen staan, heeft hij gewikt en gewogen. Want Raf heeft maar één doel voor ogen: winnen. Op zich heb ik daar niks op tegen, dat is zijn goed recht. Maar door de weinig sluitende reglementering inzake te volgen weg creëer je hier als organisator een lacune waar een loopje mee wordt genomen. Zo stel ik vast dat Raf resoluut kiest voor de kortste weg of beter gezegd de autosnelweg. In zijn kielzog volgen ei zo na alle deelnemers zijn voorbeeld. Dat dit leidt tot onverantwoorde situaties hoeft geen betoog. Als organisator zou je inzake reisroute een strikter standpunt moeten innemen, temeer omdat de onvermijdelijke tunnels op zo’n autosnelweg levensgevaarlijk zijn. Tot op heden is ‘The Suntrip’ gespaard gebleven van een serieus ongeval, maar ik wil niet denken aan de gestelde aansprakelijkheid wanneer het echt eens misloopt. Neen, ik moet eerlijk bekennen dat ik met meer plezier heb deelgenomen aan de eerste editie. Misschien is het tijd voor herbronning en een terugkeer naar de essentie van het solaravontuur. Maar goed, ik ben maar een schakel in het geheel en voor mij is deelname belangrijker dan een podiumplaats.
Mede daarom beslis ik om in de oasestad Turfan een tussenstop in te lassen. Turfan ligt niet alleen op de zijderoute, maar het is tevens ook zowat de laagst gelegen plek op de wereld (154m onder de zeespiegel). In de volksmond wordt Turfan ook wel eens de oven China genoemd. Deze naam heeft het te danken aan de temperaturen die in de zomer vlotjes boven de veertig graden oplopen. Gelukkig valt de temperatuur best mee en kan ik zelfs rond het middaguur wat rond kuieren. Tijdens mijn ontdekkingstocht valt mijn oog op een ruïneachtige site. Bij nader toezien blijkt het een kerkhof te zijn. Sommige graven hebben iets weg van een mausoleum op kinderformaat. Best wel impressionant om te zien. Even verbluffend is de Emin-minaret, gelegen in het oude stadsgedeelte. De 37 meter hoge lemen minaret is een vernuft staaltje bouwkunst en nodigt uit om enkele droneopnames te maken. Net als overal in China is ook hier de bewaking alom tegenwoordig. Nauwelijks opgestegen of een drietal veiligheidsagenten komen op me afgestormd. Er volgt een lange discussie waarbij men eist dat ik de gemaakte videobeelden wis. Ik hou echter het been stijf. Nergens staat er ook maar ergens een vermelding dat drone-opnames verboden zijn. De gemoederen lopen uiteindelijk hoog op en een tolk wordt opgetrommeld. De politieofficier schermt met de letter van de wet dat het verboden is om door Unesco erkend werelderfgoed te filmen. Ik geloof de man best wel, maar als het een wet is, dan moet hij me dit ook tastbaar kunnen aantonen. Uiteindelijk haalt hij bakzeil en verlaat ik met een lichte vorm van triomf de heilige plek. Ik ben een gewaarschuwd man. Droneopnames maken in China zal wellicht beperkt blijven tot een strikt minimum…