Tashkent: laatste halte in Oezbekistan

Grootsteden verhouden zich vaak als een vreemde eend in de bijt in vergelijking met andere steden in datzelfde land. Met de hoofdstad Tashkent is dat niet anders. Waar ik de voorbije weken gretig bladerde in een sprookjesboek van Duizend-en-één-nacht, is de illusie tussen droom en werkelijkheid bij aankomst in Tashkent meteen doorprikt. Tashkent voelt groots, werelds, kosmopolitisch en vooral Russisch aan. Zowat alle herinneringen aan de geschiedenis van de Zijderoute werden honderd jaar geleden verwoest of vervangen door imposante Sovjetgebouwen en monumenten. De vertrouwde Oezbeekse architectuur, die zo nauw aanleunt bij de Perzische cultuur, is er ei zo na verdwenen. Een vleugje van die oude handelsroute vind ik alsnog terug in de Chorsu bazaar. Hier wordt nog handel gedreven zoals ze dat honderden jaren geleden ook deden. De setting is wel aangepast aan de hedendaagse tijd. Zo hebben de slagers een vaste plek gekregen in het centrale marktgebeuren. In een overkoepeld arenagebouw liggen honderden kilo’s vleeswaren te wachten op hongerige kopers. De voorbije jaren werden koeltoonbanken aangeschaft om het vlees in betere omstandigheden te bewaren. Al valt het me op dat minstens de helft van het verkochte vlees gewoon in de buitenlucht hangt te bengelen. Voedselinspectie is hier onbestaande.

In de buurt van de bazaar liggen her en der moskeeën en Koranscholen verspreid. De mooiste in zijn soort is de zestiende-eeuwse Kukeldash-madrassa. Het gebouw is imposant, net als de symmetrische architectuur. Even overweldigend, maar van een totaal andere orde is het Uzbekistan hotel. De immense building opgetrokken uit beton en cement staat als een granietblok aan de rand van het Amir Temur park. Het is een prachtstaaltje van Sovjet bouwkunst. Ik probeer te ontcijferen hoeveel kamers het hotel moet bevatten, wetende dat elk raam correspondeert met één hotelkamer. Na een halve minuut geef ik het telwerk op. Aan de voet van het betonnen monster zit Amir Temur ruiterlijk op zijn paard. De heldhaftigheid van zijn weinig liefdevolle heldendaden spat er met verve van af. Toeristen, maar ook opvallend veel Oezbeken maken er foto’s en dan voornamelijk selfies. Ik blijf me verbazen over de manier hoe mensen dwepen met helden met een bedenkelijke reputatie. Ook hier is onderhoudspersoneel van de stad druk in de weer met de grote schoonmaak. Het is trouwens opvallend hoeveel mensen van overheidswege hier ofwel werkzaam zijn in de onderhoudsdienst of in het politieapparaat. Zelden zoveel mannen in uniform gezien. Oezbekistan lijkt me op en top een politiestaat. Je ziet ze echt overal. In de metro loopt het zelfs de spuigaten uit. Ze hebben niet alleen post gevat aan de in- en uitgang, maar evenzo in de metrogangen zelf. De metro’s hebben hier een kunstzinnige, vintageachtige uitstraling. Volgens kenners kunnen ze inzake schoonheid wedijveren met die van Sint-Petersburg en Moskou. Fotograferen is er strikt verboden. Naar het schijnt zouden metro’s in geval van een nucleaire oorlog ook dienst doen als atoomschuilkelders. Ik slaag er toch in om ongezien wat kiekjes te maken.

Een land leren ontdekken betekent ook zich onderdompelen in het culinaire facet. Niet dat ik persoonlijk vind dat Oezbekistan echt culinair hoge toppen scoort. Maar één en ander uitproberen is en blijft toch altijd wel een uitdaging. In vele gerechten vormt schapenvlees een constante. Tot mijn meest favoriete gerecht behoort Plov. Dit rijstgerecht dat reeds van generatie op generatie wordt doorgegeven bestaat vlees, wortelen, uien, rijst en diverse kruiden. Het zijn net die kruiden die het gerecht zo lekker maakt. Ook niet te versmaden en typisch Oezbeeks is Samsa. Het zijn in de oven gebakken broodjes, gevuld met kool, schapenvlees en heel veel kruiden. In de hoofdstad Tashkent is er zelfs een Central Asian Plov Centre. Op weekdagen wordt er maar liefst 1500 kilo Plov klaargemaakt. Ze worden bereid in gigantische Paella schotels. Mensen komen van heinde en verre om er van te smullen. Het zien klaarmaken van het gerecht is alvast een lust voor het oog.

Ik verlaat Tashkent door nog een bezoek te brengen aan één van zijn zwartste bladzijden. Op 26 april 1966 werd de stad namelijk opgeschrikt door een zware aardbeving van 7,5 op de schaal van Richter. Een groot deel van de stad werd herschapen tot puin en meer dan 300.000 mensen raakten dakloos. Ter nagedachtenis aan de vele slachtoffers werd een monument geplaatst. Het beeld straalt één en al expressiviteit uit waarbij het koppel met kind de breuklijn, veroorzaakt door de aardbeving, probeert tegen te houden. Achter hen wordt de heropbouw van de stad geïllustreerd. De stad is uitgegroeid tot een ‘Sovjet-modelstad’ met kenmerkende brede, schaduwrijke boulevards, gigantische pleinen voor militaire parades, parken met fonteinen en vooral immense flatgebouwen. Tashkent voelt niet aan als een hoogtepunt, maar gelukkig maakt de ontdekking van een reeks steden op de Zijderoute veel goed. Mijn visum loopt nu echt wel op zijn einde. De hoogste tijd om andere oorden te gaan verkennen…