25/02/2014: de teletijdmachine van Bagan…

Betoverende schoonheid…

Er zijn zo van die plaatsen in de wereld waar je in één oogopslag op verliefd wordt. Plaatsen die iets in je los maken. Plekken die blijven nazinderen, ook dagen na je vertrek. Locaties die zich op één of andere manier meester maken van je geest en lichaam, alsof ze hun initialen hebben gebrandmerkt op je zwerversziel. Bestemmingen die het ontbrekende puzzelstuk vormen in je patchwork aan reisindrukken. Bagan, gelegen aan de oever van de Ayetarwady rivier, is er zo eentje.

Rarara… waaraan heeft de hoofdstad van het eerste Birmaanse koninkrijk dit te danken? Inderdaad, je raadt het al: zijn stoepa’s. Niet één, twee of drie, maar welgeteld 2.237. Ze liggen kwistig verspreid over een oppervlakte van 40 km². Ze dateren allen uit de 11de tot de 13de eeuw. Het bijzondere is dat men in de restauratiewoede van de voorbije jaren de koepels niet of nauwelijks heeft beklad met witte of vergulde verf. De bakstenen bouwwerken ademen daardoor nog pure authenticiteit uit. Sommigen hebben de tand des tijds amper doorstaan en vormen ruïnes. Anderen zijn bijna geheel intact gebleven en stralen in al hun glorie. De tweedracht tussen verval en schoonheid vormt een perfecte tandem. Het lijkt een beetje zoals ik en Yang. Bij aankomst in Bagan kruisten we elkanders pad. Yang woont in Maleisië en is voor een drietal weken op vakantie in Myanmar. Mijn voorstel om een eindje samen met elkaar op te trekken, sprak hem wel aan en zo geschiedde.

Alle tempels zien is geen must, een mooie selectie ervan echter wel. Omdat ik nu eenmaal een zwak heb voor fotografie weet ik Yang warm te maken om voor dag en dauw de fiets op te springen. We zijn blijkbaar niet de enigen die de zonsopgang vanuit de Shwe-san-daw Pagode willen digitaliseren. Wanneer de zon langzaam zijn zachte gloed uitspreidt over de uitgestrekte stoepa vlakte, tel ik minstens tachtig toeristen. Het schouwspel is dan ook uniek en betoverend mooi. Voor zover het oog reiken kan, zie ik tussen sluiers van mist de stoepa’s als donkere silhouetten uitsteken. Op het punt waar de nacht de dag raakt transformeren de schaduwen tot punthoedjes in alle maten en gewichten. De spanning is voelbaar aanwezig onder de vele fotoliefhebbers. Eenieder houdt de camera in aanslag, wachtend op dat ultieme moment. Ons ongeduld wordt beloond vanuit onverwachte hoek. Als uit het niets duiken wel dertig hete luchtballonnen op. Zwevend als lampionnen schuiven ze voor onze lens. Het tafereel is ontroerend, het digitaal geklik alomtegenwoordig. Plots weerklinken de o’s en a’s… De zon priemt vanachter de horizon en wenkt ons een goedemorgen. De zoektocht naar de mooiste stoepa kan beginnen.


Een dag lang fietsen we tussen een paradijs van een ver verleden. In gedachten probeer ik me in te beelden hoe Bagan er moet hebben uitgezien. De houten huizen en paleizen vormden ongetwijfeld een mooi decor binnen het geheel. Dat de grandeur groots moet zijn geweest, valt te merken aan de Anada Paya. Deze tempel neemt kasteel allures aan. De buitenzijde imponeert vooral door de fraaie versieringen. Andere tempels zijn dan weer stukken bescheidener, maar ook daar valt aardig wat moois te bespeuren. Tal van fresco’s versieren de binnenmuren en dragen bij tot de betovering. Ondanks die verblindende schoonheid prijkt het tempelparadijs van Bagan niet op de Unesco Werelderfgoedlijst. De aanvraag van 1996 werd afgewezen door de Unesco-commissie. Enerzijds omdat de Birmese regering er jarenlang een beknottend beleid op na hield. Toerisme was onbestaande tijdens het militaire bewind. Anderzijds namen de restaurateurs het niet zo nauw met de renovatievoorschriften. Het herstellen van de tempels in hun oorspronkelijke staat leek hier en daar meer op kunst en vliegwerk. Met het openstellen van het land voor toeristen, lijkt het tij te keren. Er wordt met de nodige aandacht voor authenticiteit gerenoveerd en ook de toeristische omkadering van de site krijgt een nieuw elan. De hernieuwde aanvraag om alsnog erkend te worden tot werelderfgoed maakt meer dan ooit kans op slagen. Wie nog wil genieten van Bagan zonder een horde toeristen in zijn kielzog zal zich dus moeten reppen!