Als er één iets is waar je niet omheen kan, dan zijn dat de kinderen van Laos. Na 6 weken fietsen in China waar tot drie jaar geleden het één kind politiek van kracht was en je bijgevolg in de dorpjes nauwelijks of geen horde kinderen aantref, is dat hier in Laos totaal anders. Je kan hier geen dorp voorbij fietsen of je ziet een klas kinderen. Gezinnen hebben hier doorgaans vijf tot acht kinderen. Opvallend is de jonge leeftijd van heel wat moeders. Meisjes van veertien, vijftien jaar met een baby op de rug is hier geen uitzondering. De drijfveer is allesbehalve de financiële support van de overheid. Het kindergeld bedraagt hier per kind slechts 39.000 kip of omgerekend net geen 4 euro per maand.
In een land waar armoede de bovenhand haalt, zijn kinderen de toekomst van morgen, zeker in gezinsverband. De pensioenuitkering is hier zo laag dat kinderen op latere leeftijd hun ouders financieel bij staan. Generaties gezinsleden leven dan ook vaak onder één en hetzelfde dak. Bejaardentehuizen zijn hier onbestaand en dus blijven de grootouders samenwonen met hun kinderen en kleinkinderen. Die grootouders zorgen ook vaak voor de kinderopvang. Wie al het geluk heeft om werk te hebben, moet zich vaak tevreden stellen met een loon dat veelal schommelt tussen de 75 tot 125 euro. Maar ondanks hun weinig benijdenswaardige situatie heb ik allesbehalve het gevoel dat mensen hier ongelukkig rondlopen, eerder integendeel. Stress en opgefokte consumptie is hen vreemd. In een land als Laos overheerst de glimlach, gevolgd door de uitbundige begroeting ‘Sabadie’.