Wie zich per bus verplaatst, zal ze ongetwijfeld niet opmerken: de rubberplantages. Toch kan je er evenwel niet naast kijken, want tot ver in de omtrek zijn heuvels beplant met rubberbomen. Terwijl in Zuid-China nauwelijks nog ruimte is om rubberbomen te plaatsen, vormt het dunbevolkte Laos een dankbare alternatief om aan de alsmaar stijgende vraag naar rubber te voldoen.
De economische Chinese expansie beperkt zich al lang niet meer tot rubber. De voorbije weken heb ik vaak tot mijn eigen verbazing gezien hoe tussen de lage traditionele huizen overal smalle, maar hoge hotels en restaurants met Chinese namen opduiken.
Het straatarme Laos kan de Chinese infrastructuurprojecten en de financiële injecties goed gebruiken. Dat neemt echter niet weg dat de Laotianen de toenemende economische, maar ook culturele invloed als een bedreiging voelen. De Laotiaan die eerder een ‘laisser faire, laisser passer’ mentaliteit erop na houdt, weet ook wel dat de werklust van de Chinees omgekeerd evenredig is.
De handelsbetrekkingen met China kwamen pas voor het eerst tot stand eind de jaren negentig. Met het openstellen van de grenzen bood China allerlei hulpprojecten aan. Het kleine, berooide Laos met 7,5 miljoen inwoners sloot China dankbaar in de armen. Maar China’s barmhartigheid had ook een keerzijde. Van meet af aasde China op natuurlijke hulpbronnen en nieuwe dammen in de majestueuze Mekong rivier. Nauwelijks 20 jaar verder is Laos ten prooi gevallen aan de Chinese expansiedrift. Betekent dit het einde van het authentieke karakter van Laos?