Laos mag dan wel al sinds 1954 onafhankelijk zijn, toch is het koloniaal verleden er nog zichtbaar aanwezig. Naast koloniale panden is de zweem van het verleden ook merkbaar in sommige details. Zo is de belangrijkste hoofdweg vanuit de hoofdstad Vientiane naar het diepe zuiden nog steeds gekend als ‘Route Nationale 13’. Boulangeries waar je stokbrood kan verkrijgen, vind je haast in elke grote stad en wie ’s middags zijn honger wil stillen kan voor 5 euro een dagschotel bestellen. Toch wel een beetje vreemde vaststelling als je weet dat de Franse overheersing niet de beste periode was voor de Laotianen.
Laos was bovendien niet het enige land dat ten prooi viel aan de Franse kolonisatiedrang. Ook Cambodja en Vietnam werden rond 1887 ingepalmd. Samen vormden ze de kolonie Frans Indochina. In wezen behoorden ook Myanmar, Maleisië en Singapore tot Indochina. In de meest ruime zin omvatte Indochina ook het gebied ten oosten van India en ten zuiden van China. Dat verklaart ook meteen de naam ‘Indochina’. De belangrijkste exportproducten waren toen rubber, koffie, thee en kardemom. Met de opbrengst en niet geheel onbelangrijk de arbeidskracht van het Laotiaanse volk legden de Fransen wegen aan.
Aan de Franse overheersing kwam er een einde na een achtjarige oorlog tussen Frankrijk en Vietnam (1946-1954). Aanvankelijk werd Indochina tijdens de 2de Wereldoorlog bezet door Japan, maar Frankrijk probeerde kost wat kost haar kolonie terug te krijgen. Dat was zeer tegen de zin van de Laotianen die onafhankelijk wilden zijn. Die onafhankelijkheid kregen ze uiteindelijk in 1954, nadat de Fransen bij de slag van Dien Bien Phu massaal in de pan werden gehakt. Overgave was onomkeerbaar. Het betekende ook het definitieve einde van het koloniale Franse tijdperk in Indochina.