07/02/2014: Myanmar, de eerste indrukken…

Even wennen…

Grenssteden verraden steevast de aanwezigheid van een buurland. Niet alleen is er meer commerciële bedrijvigheid, ook culturele invloeden zijn reeds merkbaar. Zo is de strakke, mannelijke jeansbroek ingeruild voor een wapperende rok en de pho (noedelsoep met rundvlees als ontbijt) heeft het pleit verloren t.v.v. de mohinga, een dikke vissoep. Eenmaal de grens voorbij Mae Sot (op de grens met Thailand en Myanmar) is de rok alomtegenwoordig. Vanuit mijn Westers oogpunt is het wel even wennen: bouwvakkers, garagisten, truckchauffeurs, … allen dragen ze de rok. Myanmar zou het enige land in Zuidoost-Azië zijn waar de meerderheid van de mannen zich nog tooit in de traditionele wikkeldoek (longyi). Zou zanger Stef Kamil Carlens van Zita Swoon hier zijn inspiratie hebben opgedaan?

Niet alleen mannen laten zich onderscheiden, ook de vrouwen vormen een aparte verschijning in het straatbeeld. Hun opvallende make-up wekt mijn nieuwsgierigheid. Heeft het een religieuze betekenis of is het louter esthetisch? Een rondvraag bij een groepje tieners schept duidelijkheid. De lichtgele verfstof heet tenaka en dient in de eerste plaats om zich te beschermen tegen zonnebrand. “Is she not pretty?’, grapt een olijk ogende meisje, wijzend naar haar vriendin. Mijn antwoord verdwijnt in het gegiechel die erop volgt. De mascara zou de huid blijkbaar ook lichter maken en op die manier meer beantwoorden aan het schoonheidsideaal van de Birmese vrouw.

Er zijn nog zaken die dwingen tot gewenning. Waar ik in Thailand alle moeite van de wereld had om blijvend links te fietsen, mag ik hier wederom de Belgische verkeersregels toepassen. De verkeersdrukte is hier gelukkig beduidend minder hectisch. Daar tegenover staat evenwel een belabberd wegdek. Op vele plaatsen is het asfalt herschapen tot een stenig, zanderig parcours. Waar het wegdek niet is weggevreten, heb ik het gevoel op een kermis-rups te zitten. Recordafstanden zullen hier in Myanmar niet sneuvelen.

Inzake begroeting kan het land dan weer wedijveren met Laos. Hier zijn het vooral de volwassenen die me vol enthousiasme welkom heten. De verwelkoming is evenwel iets minder gestandaardiseerd. ‘Hey you!’, ‘Welcome!’, ‘Hello!’, ‘Mingalaba!’, … wisselen elkaar af. Of heeft de gastvrijheid te maken met de gekozen weg. Pas vrij recentelijk werd het aantal grensovergangen tussen Thailand en Myanmar uitgebreid. De weg vanuit Myawaddy is een nog onbetreden toeristisch pad. Het ziet ernaar uit dat dit nog een tijdje zo zal blijven, want de route slingert zich over een onverharde bergpasje (800 meter). De slechte staat van de weg is voor de vele truckchauffeurs een ware beproeving. Over een afstand van vijftien kilometer staan er minstens 7 wagens met een lekke band langs de kant van de weg. Als fietser kan ik gelukkig iets gemakkelijker de putten ontwijken.

Nog een opvallendheid: de bloedspuwende mannen. De eerste keer, kon ik mijn ogen niet geloven. Vanuit het openstaande raam van een voorbij passerende bus zag ik hoe een jongeman een mondvol bloed naar buiten spuwde. De rode substantie liet een wijnrode vlek achter op het wegdek. Al snel kwam ik erachter dat het een wijd verbreid gebruik is en alles te maken heeft met de kauwtabak die hier in grote hoeveelheden wordt geconsumeerd. In feite pruimen ze op de betelnoot die gewikkeld wordt in een betelblad en op smaak wordt gebracht met wat smaakmakers. Eenmaal vermengd met speeksel komen de werkzame stoffen vrij maar ook een dieprode kleurstof die de mond griezelig rood kleurt. De overvloedige speekselproductie verlaat de mond steevast via een wijde boog. Verkopers van beteltabak zijn dan ook alomtegenwoordig.

Ook het klimaat zal een aanpassing worden. Waar ik de voorbije maanden kon genieten van aangenaam zomerweer, schommelt de temperatuur hier rond de 38 graden. Gelukkig zorgt het fietsen voor wat afkoeling.

Het grootste obstakel in Myanmar zou wel eens de lokale politie kunnen zijn. Over een afstand van 40 kilometer fiets ik voorbij drie checkpoint. Steevast moet ik er mijn internationaal paspoort voorleggen. Al snel ontdek ik dat er zich een politiestaat binnen de politiestaat heeft gevormd. Her en der staan er mannen in camouflagepak en legerbottines langs de kant van de weg. Hun onwettig autoritair gezag wordt versterkt door hun T-shirt met daarop de letters Army. Wanneer automobilisten er voorbij rijden, steken ze hen spontaan wat geld toe. Het lijkt de normaalste zaak van de wereld. Het gevoel van ‘Big Brother is watching you’, wordt nog versterkt wanneer ik ’s avonds mijn eerste guesthouse opzoek. Ik krijg er bezoek van een ambtenaar van de gemeente. Vlijtig pent hij alle gegevens i.v.m. visum neer in zijn notitieboekje. Even later krijgt hij ondersteuning van de politiecommissaris en een collega. Ook zij pennen er driftig op los. Vooral mijn geplande reisroute in Myanmar lijkt hen bijzonder te interesseren. Aan de hand van mijn landkaart toon ik hen de weg die ik in gedachten heb. De politiecommissaris knikt instemmend, maar benadrukt dat bepaalde zones in het noorden niet toegankelijk zijn voor toeristen. De wens om de oversteek te maken naar Bangladesh verzwijg ik in alle talen. Wie niet weet, niet deert. Het ziet ernaar uit dat deze leuze meer dan ooit van pas zal kunnen komen in Myanmar…