Vijf voor twaalf…
Houdt reizen naar China binnenkort een gevaar in voor de eigen gezondheid? Het is een vraag die je terecht kunt stellen als je berichtgeving hier op de voet volgt of wanneer je zelf door het land reist. Het gaat met China de verkeerde kant uit, zoveel is duidelijk. Momenteel beleeft het land zijn eerste luchtvervuilingscrisis van deze winter. In verschillende miljoenensteden bedraagt de hoeveelheid fijn stof deze dagen veertig keer meer dan de veiligheidslimiet die de Wereldgezondheidsorganisatie voorschrijft. Meer en meer komt het openbaar leven lam te liggen. Door de enorme dikke smog laag worden vluchten geschrapt, ligt het openbaar vervoer nagenoeg stil en zijn lagere en middelbare scholen gesloten. Ook de hoofdstad Peking bereikt dezer dagen de alarmfase. De overheid overweegt om de bouw en de industrie tijdelijk stil te leggen.
Ondertussen groeit de kritiek aan het adres van de overheid. De vorig jaar aangetreden president, Xi Jinping, had in zijn verkiezingsrede de strijd tegen de luchtvervuiling hoog op de agenda geplaatst. Ongeveer een jaar later is er van de verkiezingsbelofte nog maar weinig in huis gekomen. Greenpeace verwijt de regering dat de schaars genomen maatregelen niet ver genoeg gaan en een pleister zijn op een houten been. Zo mogen automobilisten één dag in de week niet meer met de auto rijden. In een stad als Peking waar minstens 5 miljoen auto’s rondrijden lijkt dat effect doeltreffend, maar niks is minder waar. Volgens Greenpeace is en blijft de grootste vervuiler de industrie in de omliggende provincies, maar die blijft tot dusver nog teveel buiten schot. Nochtans is het vijf voor twaalf. Een wetenschappelijke studie heeft aangetoond dat er vorig jaar 1,2 miljoen Chinezen gestorven zijn als gevolg van de luchtvervuiling. De luchtkwaliteit blijft schommelen tussen ‘erg ongezond’ en ‘gevaarlijk’. Als de situatie niet snel veranderd, dan is een exodus niet meer ver weg. Van de ongeveer 200.000 westerse expats die in Peking wonen en werken, keren er steeds meer en meer terug naar hun geboorteland en Westerse bedrijven krijgen het alsmaar moeilijker om de vrijgekomen plekken op te vullen.
Milieu en industrie, het is sowieso een moeilijke evenwichtsoefening. De regering beseft maar al te goed dat het opleggen van zeer strikte milieuregels voor mijnbouwbedrijven en kolencentra wel eens ten koste kan gaan van de werkgelegenheid. Ook staan China’s twee grootste oliemaatschappijen niet erg te trappelen om miljardeninvesteringen door te voeren in hun raffinaderijen, omdat ze die verhoogde kosten nooit kunnen verhalen op de consument.
Niet alleen de lucht is in China zwaar bezoedeld, ook de grond- en watervervuiling beginnen extreme proporties aan te nemen. Het aantreffen van buitensporige niveaus van verontreinigde chemische stoffen in dieren en mensen, maar ook in rivieren en meren is buitengewoon zorgwekkend te noemen. De situatie is zelfs zo erg, dat de overheid voor het eerst openlijk erkent dat er een verband bestaat tussen de vervuiling van lucht, water en bodem en de alsmaar stijgende sterftecijfers. De milieuvervuiling heeft ertoe geleid dat er kankerdorpen zijn ontstaan. Het zijn plaatsen waar het percentage kankerpatiënten hoger ligt dan het landelijk gemiddelde. Men schat dat het aantal van dergelijke dorpen de kaap van de vijfhonderd heeft overschreden.
Kanker is doodsoorzaak nummer één in China. Eén op vier Chinezen overlijdt aan deze ziekte. De stijging van het aantal kankergevallen is de keerzijde van het economisch succes dat het land de voorbije decennia te beurt viel. Milieunormen en milieuwetgeving moesten wijken voor het economisch belang. Met de economische recessie waarmee ook China meer en meer te kampen krijgt, lijkt het haast onwaarschijnlijk dat het milieu aan belang zal inwinnen. Het einde van het smogverhaal is nog lang niet in zicht…