Laos mag dan wel de voorbije jaren overspoeld worden door backpackers, het uiterste zuiden en met name het Bolaven plateau wordt nog niet onder de voet gelopen. Vanuit de relatief grote stad Pakse trekken de meeste toeristen naar de 4.000 eilanden en slaan het gebied met zijn weelderige koffieplantages en groene jungle met prachtige watervallen over.
Reden genoeg voor mij om er naartoe te trekken. Bijkomende reden zijn de etnische minderheden en authentieke Laotiaanse dorpjes. Naar schatting leven er 12 verschillende bevolkingsgroepen. Eén van hen zijn de Laven, de etnische minderheid waar het gebied naar is vernoemd.
In één van die dorpjes zat een dozijn vrouwen onder een rieten afdak. Voor hen uit lagen zelfgekweekte groenten. Het lokale marktje leek in eerste opzicht identiek als zovele die je hier ziet. Tot op het moment dat mijn aandacht werd getrokken door een vrouw van middelbare leeftijd die een knoest van een bamboestok tegen haar mond duwde. Tijdens het inhaleren hoorde ik water opborrelen en enkele ogenblikken later ontsnapte er een kleine rookwolk uit haar mondhoeken. De Laotiaanse waterpijp? Mijn verbazing werd met de minuut groter. Niet alleen zat zowat de helft van de dames aan het paffen, ook twee meisjes van nauwelijks acht jaar oud volgden hun voorbeeld.
Ik vond het een verbijsterend tafereel. Zouden de ouders in deze achtergestelde gebieden dan echt geen idee hebben van de onomkeerbare schade die hun kinderen in de groei oplopen? Of is ook hier de opvatting: ‘jong geleerd, oud gedaan’?