Ik ben aangekomen in Urumqi, een stad met een slordige 4 miljoen inwoners. Naar Chinese normen noemen ze dat hier een kleine stad, zeker als je daar grootsteden als Shanghai, Guangzhou en Beijing tegenover plaatst. Daar schommelt het aantal inwoners tussen de 15 en 25 miljoen. China staat officieel geregistreerd als de natie met de grootste bevolking van de wereld (+/- 1,3 miljard), maar in realiteit is het land wellicht al door India voorbijgestoken. In 1979 werd de eenkindpolitiek in de Volksrepubliek China ingevoerd en had tot doel om het bevolkingsaantal te laten dalen. Een aantal jaren terug werd de Chinese overheid geconfronteerd met de gevolgen van dit beleid. Er is niet alleen een groot onevenwicht van geslachten ontstaan, maar tevens kent China een sterk toenemende vergrijzing en geeft het land te kampen met een chronisch tekort aan arbeidskrachten. Sinds 2015 is de eenkindpolitiek afgeschaft en worden de Chinezen aangemoedigd om minstens twee kinderen op de wereld te zetten.
De route naar Urumqi verliep niet bepaald vlekkeloos. Naast heel druk verkeer moest ik ook wennen aan de vele checkpoints. China en dan voornamelijk het noorden is op en top een politiestaat. Je kunt geen stad binnenfietsen of je wordt aangemaand om halt te houden. Als je een beetje geluk hebt, dan duurt het oponthoud vijf à tien minuten. In het slechtste geval kan je rekenen op een uur tot anderhalf uur. Ik kan ondertussen al zelf een beetje inschatten hoeveel tijd de paspoortcontrole in beslag zal nemen. Als de politie je naar de wachtkamer loodst, dan mag je zonder verpinken een siësta van minstens driekwartier inlassen. Ik heb bovendien ontdekt dat er maar één manier is om die checkpoints te ontwijken: de autosnelweg opfietsen. De pechstrook is er een ideaal fietspad en gemiddeld om de 70 à 80 km kom je een benzinestation annex restaurant tegen. Het benzinestation is voor mij als fietser ontoegankelijk terrein. Meer nog, benzinestations hebben hier iets weg van een versterkte burcht, hermetisch afgesloten, prikkeldraad incluis. Zowel aan de in- als uitgang staan gewapende agenten. Er is geen doorkomen aan. In het restaurantgebouw ben ik wel welkom. Meer nog, ik kreeg er zelfs gratis een warme maaltijd aangeboden. Een verdwaalde fietser met een solarbike is dan ook geen alledaagse verschijning in zo’n wegrestaurant. Voor mij zijn het tevens ook de plekken waar ik ’s nachts mijn matje aan de voordeur uitrol. De bewakingsagenten knijpen steeds een oogje dicht, want strikt genomen mag je niet wildkamperen in China. Het mogen dan wel veilige slaapplekken zijn, echt romantisch rustig kan je ze niet bestempelen. De hele nacht door is het een op- en afrijden van auto’s en vrachtwagens. Nu, veel alternatieven zijn er niet, want rij je de autosnelweg af, dan fiets je onvermijdelijk langs een politiecontrole. Tijdens de vrij lange tocht naar Urumqi werd ik bij zo’n politiecontrole zelfs gedwongen om in hun politiebusje plaats te nemen en me 80 km verder te laten droppen. Fietsen binnen dit juridisch district van Xinjiang was blijkbaar niet toegestaan. Ik trok evenwel aan het langste eind, want mijn solarfiets en kar paste gewoonweg niet in hun veel te klein bus. Tot groot ongenoegen van de agenten zat er niks anders op om mij te escorteren. Ik vond het geweldig! Voor één keer omarmde ik zelfs de felle tegenwind die mijn gemiddelde snelheid halveerde. Met een slakkengangetje sjokte ik vooruit. Zalig!
Ondertussen ziet het ernaar uit dat mijn tussenstop in Urumqi iets langer zal uitvallen dan verwacht. Ik heb namelijk ontdekt dat mijn achterste velg aan het barsten is. Vermoedelijk zou het me wel lukken om nog een paar honderden kilometers te overbruggen, maar in een land als China kan je beter voorkomen dan genezen. Of ik een dergelijk wiel (met 36 spaken) hier gemakkelijk zal vinden, is een ander paar mouwen. Wordt vervolgd…