om ongelukkig te sterven…
Reizen per fiets heeft iets bovenmenselijk, iets wat niet te vatten valt door een buitenstaander. Het is als het spreken van een vreemde taal die voor niet-ingewijden als Bargoens in de oren klinkt. Voor wie de taal echter wel onder de knie heeft, is het haast een ritueel, een dagdagelijks gebeuren. Een automatisme zou ik het niet willen noemen, want achter dit woord schuilen termen als sleur en herhaling. Als reizende fietser mag je dan wel dagelijks vertrekken op het concrete punt A, het punt B blijft steeds een vraagteken, om nog maar te zwijgen over wat er tussenin ligt. Misschien is dat wel het moeilijkst te vatten voor wie ‘anders’ reist of voor wie helemaal niet besmet is met de reismicrobe. Onzekerheden vormen veelal geen drijfveer om honderd procent voluit te gaan. Bij mij werkt het precies andersom. Een dag die zich aanbiedt als een leeg blad oefent net een immense aantrekkingskracht uit. Als reizende fietser krijg je zo vaak verrassende ingrediënten aangeboden die ertoe leiden dat je op een heel andere, onverwachte manier je reismenu en dag gaat samenstellen. Daarenboven spring ik het liefst op de fiets zonder te weten wat er achter de volgende bocht ligt, hoeveel hoogtemeters de top verwijderd ligt of waar ik ’s avonds terecht zal komen. Wie op zo’n manier reist, denkt niet aan morgen of overmorgen, maar geniet gewoon mateloos van het nu-moment.
Met dit overweldigend dankbaar gevoel zit ik opnieuw op de fiets. Terwijl de wolken haasje over spelen en de zon moeiteloos weten schaakmat te zetten, zet ik m’n bergetappe verder. Zolang de buien uitblijven, kan ik me best wel verzoenen met de schrale zon. Net als gisteren fiets ik langsheen minuscule bergdorpjes. Te midden van de reusachtige bergen lijken de huisjes op legoblokjes. In deze regio -die bekend staat als Svaneti- is het dorpje Ushguli het meest bekende. Zijn populariteit heeft het mede te danken aan de eeuwenoude stenen verdedigingstorens die hoog boven de huizen uitrijzen. Maar het is vooral zijn ligging die het dorpje op de toeristische kaart heeft gezet. Ushguli gaat er prat op om het hoogst gelegen dorp van Europa te zijn dat het hele jaar door wordt bewoond. Tijdens strenge winters is het bergdorpje afgesloten van de buitenwereld en gebeurt bevoorrading via helikopters. Het harde leven heeft ertoe bijgedragen dat mensen voor 90% zelf bedruipend zijn. Ze leven er in harmonie met de natuur en kennen als geen ander de grillen van moeder aarde.
De weg ernaartoe verdient alvast een challenge adventure award. De steile weg ligt bezaaid met keien en stenen, een koeienvlaai groot. Er omheen slalommen is zinloos. Ik stuiter als een biljartbal, maar dan wel in slow motion. Mijn vaart wordt ook fel afgeremd door de schoonheid van de overweldigende natuur. De panoramische vergezichten doen me naar adem happen. Of is de oorzaak van mijn kortademigheid te wijten aan de zware fietsinspanningen? Eenmaal Ushguli voorbij, kronkelt de weg onverminderd de hoogte in. Ik voel me prinsheerlijk, omringd door de besneeuwde Shkhara-berg die met zijn piek op 5068 meter de hoogste berg is van Georgië. Ook langs de kant van de weg is de flora een must voor het oog. De bloemenpracht dwingt me tot stilstand om even later de ongrijpbare schoonheid fotografisch vast te leggen.
Eenmaal terug op de fiets parelen zweetdruppels uit al mijn poriën. Ik moet vaak eindeloos lang loodrecht op de trappers staan om toch nog enige vooruitgang te boeken. Anderzijds zorgt mijn slakkengangetje ervoor dat ik oeverloos kan genieten van de betoverende omgeving. Mijn God, wat prijs ik me gelukkig dat ik Georgië heb uitgekozen als mijn laatste te ontdekken land. Eenmaal de top van 2600 meter bereikt, word ik haast lyrisch van geluk. Niet omwille van de geleverde prestatie, maar om het besef dat ik mijn droom andermaal voor een stukje heb kunnen waarmaken. Wie erin slaagt om zijn dromen om te zetten in daden, heeft geen reden om ongelukkig te sterven…