11/08/2014: Dagdromerij

eindigt met politie escorte…

Met een dag vertraging, omwille van de feestelijke aangelegenheden ivm de ‘Dag van de Nationale Vlag’, verlaat ik de Abkhazische hoofdstad Sukhume. Een kleine optelsom van de afstanden tussen de verschillende steden en dorpen tot aan de grens met Georgië, komt neer op 105 km. Een haalbare kaart om op één fietsdag Abkhazia te verlaten…

Het zwervend bestaan per fiets (lees: wild kamperen) zorgt ervoor dat ik onvermijdelijk het ritme van de natuur volg. Met de kippen op stok gaan slapen en ontwaken bij het eerste hanengekraai. In Georgië zijn het niet zozeer de hanen die me uit de slaap kraaien, maar vechtende, blaffende honden, balkende ezels of loeiende koeien. Van een muzikale wekker gesproken… Het stoort me geenszins, integendeel. Ik hou van het breekbare punt waar de nacht de dag raakt, het fietsen in de koele ochtend van een ontwakende, zwoele dag, het wegdromen naar wat komen zal, … Misschien zal ik dat nog het meest missen, eenmaal terug thuis. De dag tegemoet fietsen zonder een concreet plan, zonder het moetende moeten, zonder verplichtingen, …

Ik pedaleer op mijn gevoel af en laat me verrassen door de ongewone dingen op mijn route. Eén van die opvallendheden zijn de kleine, kapelvormige metalen huisjes met daarin de foto van een dierbaar familielid. Ze vormen de stille getuigen van een weggerukt leven. Ook begraafplaatsen doen me vaak vaart minder. Het lijkt misschien wat luguber, maar het fascineert me om tussen de graven te struinen, zeker in een land als Georgië. Vele grafzerken hebben er namelijk iets weg van tuinhuisjes die aanvoelen als een woonkamer. Naast een tafel en een bank, hangen er foto’s, kastjes en schilderijen aan de muur. Sommige zijn stemmig ingericht met lampenkapjes en bloemen,… In Georgië is het heel gewoon dat de familie op regelmatige tijdstip langs het graf gaat om er te picknicken in het bijzijn van hun gestorven geliefde. Deze herdenkingsvorm heb ik ook op mijn vorige fietsreis doorheen Latijns-Amerika vaak gezien. Zo zou ik ook wel herdacht willen worden, met een goeie fles wijn en lekkere picknick…

Het gevoel een zee van tijd te hebben, doet me dralen en dwalen. Rond vijf uur in de namiddag ben ik nog een heel eind verwijderd van de grens. Ik laat het evenwel niet aan mijn hart komen en fiets op een gezapig drafje verder. Een uur later word ik evenwel staande gehouden door een politiepatrouille. Na controle van mijn paspoort, ontstaat er een discussie waar ik geen jota van begrijp. Als ik schouderophalend aanstalten maak om verder te fietsen, wordt me de weg versperd. Ik snap er niks van. Er komt een tweede patrouille opdagen en vijf minuten later nog één. Ben ik gesignaleerd? In de laatste wagen zit er een medewerker van de vluchtelingenorganisatie UNHCR. Via hem verneem ik dat de grens binnen een uur dicht gaat en pas de volgende ochtend opnieuw open gaat. Omwille van de onveiligheid in de regio wil de politie me niet verder laten fietsen. Volgens de man worden er haast elke week mensen gekidnapt met het oogpunt om losgeld te eisen. Ik moet even slikken, want onveiligheid is zowat het laatste woord dat ik associeer met Abkhazia. Onder escorte word ik teruggebracht naar de dichtstbijzijnde stad. Na enig overleg mag ik toch mijn tent opzetten achter het politiebureau. Kamperen onder het alziend oog van de politie voelt niet echt aan als wild kamperen, maar met de gedachte ‘beter voorkomen, dan genezen’ ga ik ongetwijfeld een ‘veilige’ nacht tegemoet…