Mijn eerste indrukken…
Oman is -op zijn zachtst uitgedrukt- een lichte cultuurschok, zeker na mijn maandenlange omzwerving doorheen Azië. Zo wordt het straatbeeld voor 80% gekleurd door zwart-wit contrasten. Mannen lopen er maagdelijk wit bij, in lange sneeuwwitte gewaden. Hun gitzwarte haren worden bedekt door een Arafat-sjaal of een geborduurd toupetje. De vrouwen daarentegen hebben eerder iets weg van zwarte raven. Hun lichte katoenen zwarte stof ligt in dikke lagen gedrapeerd over hun lichaam. Een kleine minderheid bedekt tevens ook het gelaat. De typische klederdracht is ongetwijfeld één van de meest opvallende zaken voor een moslimland. Een andere opvallendheid zweeft hoog boven hun hoofden uit: ranke, slanke, torenhoge minaretten. Het lijken wel uitkijktorens, maar de gettoblasters verraden hun echte functie. Meerder keren per dag roept de imam zijn geloofsgenoten op tot gebed. Z’n stem, die soms het midden houdt tussen een valse kat en jankend kind, fungeert voor mij eerder als wekker. Om vijf uur ’s morgens galmt de oproep reeds doorheen de stad. Lang uitslapen staat duidelijk niet in de Koran…
Mijn aankomst in Muscat, hoofdstad van Oman, dompelt me meteen in een bad van indrukken. Zijn inwoners lopen erbij als figuranten in één groot straattoneel. Het decor wordt bepaald door opvallend weinig hoogbouw. De oppermachtige sultan heeft decennia geleden een wet uitgevaardigd dat gebouwen van vijf verdiepingen hoog een maximum zijn. Het zorgt er in ieder geval voor dat de gebedstorens opvallende oriëntatiepunten vormen. Daarnaast straalt de hoofdstad ook een zekere charme uit die het voor een groot deel te danken heeft aan zijn ligging bij de Golf van Oman. De ruisende zee met hemelsblauw water vormt een mooi contrast met de wit geschilderde lemen huizen. Muscat wordt dan ook niet voor niets de ‘parel van het midden-oosten’ genoemd. Het verbod op hoogbouw heeft ertoe geleid dat de stad de voorbije jaren ontzettend in lengte is toegenomen. Van west naar oost fiets ik al snel een goeie 35 km bijeen. Afstanden worden hier trouwens niet per fiets afgelegd. Waarom zou je ook? Een liter superbenzine kost hier nauwelijks 25 eurocent. Voor de prijs van een Belgische dagschotel rijd je hier rond met een volle tank. Het wagenpark dat hier rondtoert lijkt bovendien wel op een etalage vol peperdure auto’s. Toch zijn het niet de glimmende paradepaardjes die hier de show stelen, maar wel een West-Vlaming per fiets. De Omani’s vergapen zich namelijk vol verwondering aan die eenzaat per fiets en staren mijn wat bizarre tandem vaak sprakeloos aan. Nu, ja… ik rijd dan ook rond met een cadillac van een fiets…
Het levensritme wordt hier ook bepaald door de zon. Tussen twaalf en vier uur ’s middags ligt het openbaar leven nagenoeg stil. Eenieder zoekt dan binnenskamers de koelte op. Nadat de imam in de vooravond de gelovigen heeft aangespoord tot gebed, hervat het leven zich opnieuw. De souks, de levendige kleinhandel in het centrum van de stad, transformeren zich van doodse verlatenheid tot een mierennest vol bedrijvigheid. De lange siësta domineert ook de biologische klok van de Omani’s. Winkelen tot tien uur ’s avonds is hier meer regel dan uitzondering. De zwoele, zomerse avonden maken van Omani’s ook een flanerend volkje. Ze kuieren langs ‘de cornice’ (de zeebaai) of drinken mierzoete thee die zich vermengt met hun Arabische klanken die zo wereldvreemd klinken. Het ziet ernaar uit dat het een bijzondere ontdekkingstocht zal worden…