24/08/2014: Nog heel even…

het onderste uit de kan halen.

In het leven zijn er nu eenmaal wetmatigheden waar je niet omheen kan. Als reiziger weet je dat er ooit een dag komt dat je opnieuw je koffers moet inpakken. Huiswaarts keren dringt zich vroeg of laat op, zelfs voor wie lang onderweg is. Voor sommigen werkt dat besef verlammend en berusten ze langzaam in de aftellende dagen. Voor mij werkt het net stimulerend. Het zet me aan om nog heel even alle registers open te trekken, nog een laatste maal het onderste uit de kan halen, nog een laatste krachttoer uithalen.

Als ik de kaart van Georgië opensla, dan is er nog één grote blinde vlek die ik graag opgevuld zou zien: de streek rond Tusheti. Dit gebied in de Oost-Kaukasus wordt gemarkeerd met een beige kleur die de zwarte cijfers lijken te accentueren: 2926, 3109, 3334, … De hoogtemeters liegen er niet om. In reisgidsen wordt de regio rond het gelijknamig Nationaal Park omschreven als ongerept en indrukwekkend. Over de toegangsweg vind ik een algehele eensgezindheid. “A poor road runs to Omalo. It takes four to five hours to cover the last 71 km and a 4×4 is really required…” Ik aarzel, niet uit vrees voor de slechte staat van de weg, maar om de nog resterende fietsdagen. Het definitieve einde van de 15-maanden lange fietstocht nadert nu echt met rasse schreden. Is het wel verstandig om toch nog de bergen in te fietsen? Uiteindelijk hak ik de knoop door. In geval van pech of nood zal een oplossing zich wel aanbieden. Twijfel is nu eenmaal geen goede raadgever. En sowieso zullen de laatste loodjes toch doorwegen …

Nog voor de nacht de dag raakt, zit ik op de fiets met slechts één doel voor ogen: ‘de Abano pas’ bereiken voor het vallen van de avond. Terwijl de ochtend langzaam ontwaakt, blik ik vooruit naar ‘het andere, echte leven’ dat me te wachten staat. Wat zal het me zwaar vallen om ‘afscheid’ te nemen van dit zwervend bestaan. Vijftien maand van ‘niks moeten’, van leven als God in Frankrijk, van dwalen en verdwalen… Nu, wanneer de heimwee te groot wordt, zal ik me vastklampen aan het besef dat ik iets heb gerealiseerd waarvan het gros van de mensen alleen maar van kunnen dromen. De mijmering is echter van korte duur, want na amper 7 km verandert de geasfalteerde weg in pure off-road. Ik stuiter als een knikker en zoek vaak tevergeefs naar een spoor die nog enigszins begaanbaar is. Op sommige plaatsen heeft de route meer iets weg van een opeenhoping van stenen en zit er niks anders op dan mijn hele hebben en houden de hoogte in te duwen. De kilometers kruipen voorbij en heel even word ik bevangen door een panische angst. Stel dat ik de resterende 60 km al stappend moet afleggen… Ik probeer de worst case scenario uit mijn hoofd te bannen en me verder te concentreren op de weg. Als een koorddanser die elk moment zijn evenwicht dreigt te verliezen, hots en bots ik verder. Heel even voel ik een koude rilling over mijn rug lopen. Aan de kant van de weg staat een gedenkplaat met de afbeelding van drie jonge mannen. De achterliggende afgrond laat niets aan de verbeelding over.

De weg blijft me parten spelen. Op sommige plaatsen is de hellingsgraad duizelingwekkend hoog en lukt het me zelfs niet om loodrecht op de trappers terrein te winnen. Het gebied rond mij wordt onherbergzamer. De hoogtemeters beginnen stilaan aan mijn conditie te vreten. Waar ben ik aan begonnen? Voor wie? Waarom? Twee bochten verder verdwijnen alle twijfels, net als alle negatieve gedachten. Voor mijn ogen voltrekt er zich een panoramisch uitzicht zonder weerga. De grillige bergformaties tekenen grasgroen af tegen de horizon. In het dal trekt de weg een onnatuurlijk spoor in het landschap waardoor het geheel een fotografische meerwaarde krijgt. Ik schreeuw mijn geluk om zoveel schoonheid met eigen ogen te kunnen aanschouwen bijna uit. In één klap vergeet ik het gevecht van de voorbije uren. Meer nog, het lijkt alsof ik vleugels krijg. Of komt het door de aanmoedigingen uit onverwachte hoek? Een Land Rover toetert me bij het voorbijrijden alle sterkte toe. Drie kilometer hogerop wachten de inzittenden me op. Ze hebben een picknick-tafel gedekt vol energierijke etenswaren. Ik voel me heel even als een top wielrenner die door drie bloemetjes-grieten wordt bedolven onder madeliefjes en natte kussen. Wanneer ik een half uur later mijn weg hervat, trap ik mezelf naar hogere sferen, een delirium fase van opperste geluk.

En het geluk blijft voortduren, ondanks de immense krachtinspanningen die ik moet presteren om meter per meter hogerop te komen. Net voor ‘de Abano pas’ word ik ingehaald door drie motards. Ook zij wachten me op aan de top en applaudisseren me tot voorbij de eindmeet. We voelen ons als zielsverwanten, overspoelt met eenzelfde gelukzalig gevoel. ‘Yes, we made it!’ Omdat de klok reeds tegen zeven uur in avond draait, beslis ik om het fietsen voor vandaag voor bekeken te houden en mijn tentje op te slaan. Bij het afscheid word ik nog overladen door lekkers: meloen, perziken, water en kaas. Eén ding is zeker: vanavond eet ik op de top van de ‘Abano pas’ een driegangenmenu met sterallures…