Het lijkt er sterk op dat ik in een recordtijd de Laotiaanse mentaliteit heb overgenomen. Sinds mijn aankomst in Laos fiets ik hier op het ritme van zomerse zondagsritjes waarbij de Mekong-rivier mijn kompas vormt. Het contrast met buurland China kan haast niet groter. Waar ik in China vaak werd aangestaard alsof ik afkomstig was uit een andere planeet, word ik hier begroet met de meest brede glimlach die ze tevoorschijn kunnen toveren. Het welkome ‘Sabadie’ weerklinkt in koor, zonder onderscheid van leeftijd, rang of stand. Ook het maken van een ‘nop’, een gebedshouding waarbij de handen voor de borst wordt gehouden, maakt deel uit van het begroetingsritueel. Laos is dan ook niet toevallig doordrongen door het boeddhisme.
De voorbije jaren heeft China in buurland Laos heel wat wegen aangelegd, uit economisch belang natuurlijk. Dat verklaart meteen waarom de kleinere wegen (die nog dateren van de Franse kolonisatie) tussen de diverse dorpjes niet tot hun interesseveld behoren. De Laotiaanse dorpsbewoners liggen er niet wakker van, want tijd kost hier geen geld. Ik moet bijgevolg mijn fietsritme wat aanpassen, want de wegen tussen de dorpjes liggen er niet bij als een gesteven biljartlaken. Maar eerlijk gezegd maal ik daar niet om, integendeel. Het fietsritme geeft me terug het gevoel echt ‘on the road’ te zijn, waarbij mijn zintuigen mijn gids zijn. Wanneer ik een groepje vrouwen langs de kant van de weg zie lurken aan een pijp, knijp ik intuïtief de remmen dicht. Enkele ogenblikken later zit ik naast hen. Ik observeer hun kleine leefwereld, een erf groot. Hier wonen minstens drie generaties samen en dat al eeuwen lang. Wanneer één van de vrouwen haar pijp naar me uitreikt, kijken ze allen geamuseerd toe. Ik inhaleer, maar al snel wordt dit onderbroken door een hoestbui. De dames giechelen er op los, als waren het puberende meisjes. Het leven kan eenvoudig mooi zijn.
De dorpjes stralen troosteloosheid uit en ogen armoedig. Hoe deze houten huisjes met golfplaten daken de opeenvolgende, hevige regenseizoenen trotseren is mij een raadsel. Voor de deur zitten vaak zeer jonge moeders met een baby in de armen. Gezinnen tellen hier gemakkelijk vijf tot acht kinderen. Kinderen vormen hier de sociale zekerheid voor de bejaarden van morgen. Wanneer ik in sommige huisjes doorheen de openstaande voordeur naar binnen gluur, zie ik tekenen van een welvaartsstaat: koelkast, televisie, schotel antennes, mobile telefoons. Armoede en luxe leven hier onder één en hetzelfde dak.
Mijn eerste kennismaking met Laos dateert van een viertal jaar geleden. Toen reeds kon het land en vooral zijn bevolking me echt wel bekoren. Na drie dagen fietsen doorheen een wel heel heuvelachtig gebied ervaar ik terug dat gevoel van weleer. Een gevoel van thuiskomen, van veiligheid en geborgenheid. De komende weken wil ik me terug onderdompelen in dit land, zijn volk en zijn cultuur. Het reizen is nu echt wel begonnen…